Vordering toelating tot bedongen arbeid toegewezen: non-actiefstelling bij bijzondere omstandigheden en opdragen ander werk alleen met redelijke grond
Op 26 april 2022 deed de kantonrechter Den Haag uitspraak in een kort geding. Kort gezegd kwam het er in de kern van deze zaak op neer dat een medewerker sinds half oktober 2021 uit haar functie is ontheven omdat sprake is van een vertrouwensbreuk in het team.
Overwegingen
De kantonrechter overweegt over het op non-actief stellen (schorsen) van een medewerker als volgt:
Alhoewel een recht om de bedongen arbeid te verrichten niet met zoveel woorden in de wet is opgenomen, is tewerkstelling een verplichting die op grond van artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap) voor de werkgever voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. Slechts onder bijzondere omstandigheden, die dat rechtvaardigen, kan een werkgever een werknemer op non-actief stellen (schorsen). Veelal geschiedt dit in aanloop naar een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
En
Goed werkgeverschap brengt mee dat sprake moet zijn van een redelijke grond om tegen de wil van de werknemer in aan deze andere dan de overeengekomen werkzaamheden op te dragen.
De kantonrechter vindt dat De Staat in deze niet hard kan maken dat er sprake is van dermate bijzondere omstandigheden of een redelijke grond dat de non-actiefstelling/opdragen van ander werk mag worden voortgezet. De vorderingen van de werknemer worden toegewezen op straffe van een dwangsom van €1000 per dag en de Staat wordt veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak is (nog) niet gepubliceerd.