Hoger beroep van De Staat levert alsnog ontbinding op de e-grond op vanwege liegen en niet melden privérelatie met collega

Op 7 oktober 2021 deed de Rechtbank Den Haag (locatie Gouda) een uitspraak in een zaak waarin De Staat verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond, verwijtbaar handelen. Over de uitspraak in eerste aanleg schreven we al in ‘ D e staat van de Staat’. In eerste aanleg vond de kantonrechter de zaak niet ernstig genoeg voor een ontbinding wegens verwijtbaar handelen. De arbeidsovereenkomst bleef in stand.

Hoger beroep

De Staat tekende hoger beroep aan tegen deze uitspraak en verzocht nu het Gerechtshof Den Haag om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De Staat vraagt het Hof opnieuw te oordelen over de vraag of de werknemer zo verwijtbaar heeft gehandeld dat er sprake is van een goede reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen. 
Belangrijk zijn de volgende feiten en omstandigheden:

  • De medewerker heeft een relatie gehad met een collega die kan worden aangemerkt als privérelatie als bedoeld in de Gedragscode (van DJI); 
  • Dergelijke relaties dienen op grond van de Gedragscode gemeld te worden;
  • De medewerker heeft tijdens arbeidsongeschiktheid gesolliciteerd naar een andere functie. Zij heeft daarover onjuist verklaard tegen haar leidinggevende;
  • De Gedragscode is helder en de medewerker werd vaak op de Gedragscode gewezen (bijvoorbeeld in personeelsgesprekken, bij het opstarten van de computer en bij indiensttreding);
  • De medewerker heeft meerdere kansen gekregen om eerlijk te verklaren over haar relatie en sollicitatie tijdens ziekte maar heeft telkens onjuiste informatie gegeven. 

Het Hof vindt dat de medewerker door geen openheid van zaken te geven over haar relatie met de collega én daar bovendien op verschillende momenten onjuiste informatie over te verstrekken (te liegen) zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen. Dat zij arbeidsongeschikt is doet daar niet aan af. Het Hof wijst nog eens op de hoge mate van integriteit die van de ambtenaar wordt verwacht. 

Ernstig verwijtbaar?

De Staat vindt trouwens dat het handelen van de werknemer niet alleen verwijtbaar is (wat ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt), maar vindt ook dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Als dat het eindoordeel is, heeft de werknemer geen recht op transitievergoeding en wordt de opzegtermijn eveneens niet in acht genomen. Het Hof is het niet eens met de Staat en vindt dat het handelen van de werknemer de ‘hoge drempel voor ernstig verwijtbaar handelen’ niet haalt.

Uitspraak

Het Hof vernietigt de uitspraak van de kantonrechter en bepaalt dat de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 juni 2022. De medewerker krijgt de transitievergoeding en partijen dragen ieder hun eigen proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

Lees  hier de uitspraak eerste aanleg. De uitspraak in hoger beroep is (nog) niet gepubliceerd