Gerechtshof wijst verzoek tot billijke vergoeding van werknemer af
Op 23 januari 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep het verzoek van een werknemer om toekenning van een billijke vergoeding afgewezen. Ook de kantonrechter had het verzoek van de werknemer al afgewezen.
De werknemer in kwestie was in dienst bij de Staat en is langdurig arbeidsongeschikt geraakt. De Staat heeft de arbeidsovereenkomst van de werknemer opgezegd nadat het UWV toestemming had gegeven voor de opzegging. Vervolgens verzoekt de werknemer om toekenning van een billijke vergoeding. De billijke vergoeding kan alleen worden toegekend als de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Staat. Dat is hier niet het geval. Volgens het Hof zal zich dit ook alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen.
Ernstig verwijtbaar handelen van de Staat?
De vraag die in deze zaak beantwoord moest worden is of de Staat zijn re-integratieverplichtingen tijdens de ziekte van de werknemer ernstig veronachtzaamd had. Hoewel het Hof van oordeel is dat de Staat in dit geval drie keer ten onrechte een loonstop heeft opgelegd, leidt dit niet tot de conclusie dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de Staat. Ook het feit dat het UWV heeft geoordeeld dat de Staat niet aan de re-integratie inspanningen heeft voldaan en daarom een loonsanctie is opgelegd, leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.
Conclusie Hof
Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de Staat als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst is opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Het Hof verwerpt het hoger beroep van de werknemer.
De uitspraak is gepubliceerd en is hier te lezen.