Ontbindingsverzoek afgewezen omdat niet is voldaan aan herplaatsingsverplichting

Op 23 december 2022 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een door de Staat ingediend ontbindingsverzoek. De kantonrechter heeft het verzoek van de Staat afgewezen. 

In deze kwestie ging het om een medewerker van de Staat die de afgelopen jaren geen reguliere functie meer heeft gehad. Door de Staat zijn binnen een periode van vier jaar tevergeefs pogingen gedaan om de medewerker te begeleiden naar een geschikte functie. Nu dat niet is gelukt, is de arbeidsovereenkomst volgens de Staat inhoudsloos geworden. Hierbij komt dat de medewerker zich ook ziekgemeld heeft. 

Volgens de kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst alleen worden ontbonden als wordt voldaan aan twee vereisten, namelijk

  1. het moet vast staan dat het ontslagverzoek geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van de medewerker en
  2. er dient sprake te zijn van een voldragen ontslaggrond, waarbij bovendien moet komen vast te staan dat de Staat heeft voldaan aan de herplaatsingsverplichting. 

Uit het advies van de bedrijfsarts blijkt dat er sprake is van een impasse. Voor het herstel van de medewerker zal hij op een of andere wijze moeten kunnen gaan re-integreren, maar daarvoor is noodzakelijk dat de medewerker een plaats in de organisatie heeft waar hij kan re-integreren. En daar zit nu juist het knelpunt dat er geen geschikte plaats is voor de medewerker. 

De medewerker en de Staat hebben geprobeerd om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, maar hebben daarover geen overstemming bereikt. En zolang de medewerker nog in dienst is, is de Staat verplicht om alles in het werk te stellen om de medewerker te laten re-integreren.

De kantonrechter oordeelt dat de herplaatsingsverplichting van de Staat verder gaat dan het alleen wijzen op openstaande vacatures. Van de Staat mag worden verwacht dat actief wordt gezocht naar een andere passende functie. In deze kwestie heeft de Staat deze actievel rol niet genomen. Volgens de kantonrechter was de medewerker al sinds 2008 telkens min of meer werkzaam in tijdelijke functies. De kantonrechter ziet niet in waarom de medewerker niet alsnog werkzaam kan zijn in een passende functie, binnen de Rijksoverheid.

Op basis hiervan wijst de kantonrechter dan ook het ontbindingsverzoek van de Staat af. Lees de gehele uitspraak
    
Voor vragen en hulp bij de herplaatsingsverplichting kan gebruik worden gemaakt van het Startpunt Herplaatsing