Ook in hoger beroep wordt verzoek tot billijke vergoeding afgewezen

Op 5 september 2023 heeft het Gerechtshof Den Bosch uitspraak gedaan in een zaak in hoger beroep. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst van een medewerker van de Staat ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Met deze uitspraak was de medewerker het niet eens waarop de medewerker hoger beroep heeft ingesteld.

De feiten

In de procedure bij de kantonrechter en ook bij het Hof staat tussen partijen wel vast dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord is. Er is in de arbeidsrelatie veel gebeurd. Zo heeft de Staat de medewerker in 2016 ontslag verleend vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Na uitspraak van de Centrale Raad van Beroep heeft de Staat het ontslagbesluit herroepen. 

De medewerker is vervolgens in een nieuwe functie geplaatst. Nadat hij zich opnieuw ziek heeft gemeld, concludeert de bedrijfsarts dat er sprake is van een arbeidsconflict. Een mediationtraject wordt zonder resultaat beëindigd en volgens het UWV is de werknemer geschikt voor maatgevende arbeid. 
Daarop ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. In die procedure verzocht de medewerker om toekenning van een billijke vergoeding. Volgens de medewerker heeft de Staat ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten omdat de ziekte van de medewerker zou zijn ontstaan door het arbeidsconflict. Dit verzoek heeft de kantonrechter afgewezen.

De medewerker heeft daarop hoger beroep ingesteld en dat beroep ziet op de afwijzing van de billijke vergoeding door de kantonrechter.

Wat vindt het Hof?

Volgens het Hof is er echter ook geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de Staat. Dat de ziekte van medewerker is veroorzaakt door het bestaan van een arbeidsconflict blijkt niet uit de door werknemer genoemde medische informatie. Ook is niet gebleken dat de medewerker in zijn werk niet veilig was. Dat de Staat werknemer in een 'zeer bedreigend, onveilig, ongezond, ja zelfs ziekmakend werkklimaat' wilde laten terugkeren, is volgens het Hof volstrekt onvoldoende onderbouwd. Volgens het Hof heeft de Staat gedurende het 25-jarig dienstverband niet altijd als goed werkgever gehandeld maar is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Alle grieven van werknemer falen. Werknemer wordt veroordeeld de kosten van de Staat te voldoen. Het Hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.

De uitspraak is gepubliceerd en hier te lezen.