Arbeidsrecht vanuit een ander perspectief

Weblogs

Ruim een jaar geleden maakt Lionel van den Berg de overstap van UBR|AAA naar VWS. Tegenwoordig is hij coördinerend/specialistisch adviseur (arbeidsjuridisch), werkzaam bij Team Arbeidsjuridisch, afdeling Personeel & Organisatie (P&O) van de directie Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel (OBP) van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Wij voeren met hem een interessant gesprek over zijn periode bij UBR|AAA en hoe hij nu vanuit een ander perspectief naar het arbeidsjuridische werk kijkt.
 

Op de vraag wat het mooiste is waarop hij terugkijkt, hoeft Lionel niet lang na te denken. Dat is het project Wnra. De implementatie van de nieuwe rechtspositie. “Het is misschien ook dat ik hoopte dat dat project een mooie aanzet zou zijn om rijksbreder te gaan denken en werken. Want dat was tenslotte een van de doelstellingen van de normalisering. Maar ik moet zeggen dat we om dat te realiseren nog voldoende te doen hebben. Neem de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden. Als ik kijk naar het lijstje dat we twee jaar geleden vanuit UBR hebben voorgesteld, dan is er nog weinig dat afgevinkt kan worden. En dat ligt voor een groot gedeelte aan een noodzakelijke cultuuromslag: het één werkgever zijn, kost veel meer tijd dan ik had gedacht”.

“Een ander duidelijk punt is herplaatsing. In een vroeg stadium hebben we vanuit UBR|AAA uitgebreid gewaarschuwd om dat serieus te nemen. 
Ik ben bij VWS nog steeds bezig om deze werkprocessen meer te stroomlijnen en er meer aandacht voor te vragen. Om zodoende vanuit onze eigen VWS de herplaatsingsverplichting nog steviger vorm te geven. Voorbeeld: laatst werd tegen een manager gezegd dat hij de herplaatsing maar in het eigen netwerk moest oplossen. Dan zeg ik: dat is mooi als iemand zo’n netwerk heeft, maar daar zouden we niet afhankelijk van moeten zijn. Je kunt als werkgever immers altijd wel vacatures aanbieden, maar hoe kun je eenvoudig zorgen dat iemand dan ook op die plek komt?” 

Is dat onwil of onkunde? 

Een beetje van beide denkt Lionel. Onkunde omdat het UWV het ons niet per se makkelijker maakt om één werkgever te zijn. Zij blijven een beetje hangen aan de ministeries. Als het “mag van het UWV” dan sta je als jurist in feite al met 1-0 achter. Maar het UWV is niet de rechter is dan steevast de reactie van Lionel.

“Soms is het onwil en heeft het vaak een financiële achtergrond. Wie gaat er betalen voor iemand die niet 100% inzetbaar is? Of minder doet dan de schaal waarin hij hoort. Maar dat heeft niets met juridische blokkades te maken. Dat is bestuurlijke onwil”. 

Is er dan binnen departementen een ‘wij’ en ‘zij’ cultuur? 

“Ja, dat denk ik wel. En we zijn ook een beetje terughoudend. We willen de vuile was niet buiten hangen. En dan doel ik op de verzuimcijfers. Terwijl die vaak reuze meevallen. Maar we hebben er gewoon mee te dealen. Als iemand minder dan 35% arbeidsgeschikt is, dan moeten we zo’n medewerker gewoon herplaatsen binnen de sector. Dan verwacht ik toch dat we daar met z’n allen een wat stevigere inspanning op plegen”. 

Je bent nu een vaste jurist bij een departement. Hoe meegaand moet je zijn? Heb je minder eigenstandigheid?

“Ja dat is best een goede vraag. Dat is wel wennen. Ik zit nu toch meer in de politiek bestuurlijke omgeving om het zo maar eens te zeggen. Het vraagt soms meer diplomatie. Maar dat is nu het leuke aan het samenwerken met de UBR|AAA collega’s. Zij kunnen hun rijksbrede visie geven. Vertellen hoe dingen binnen het Rijk geregeld worden. Op zo’n moment heeft de AAA club voor mij echt meerwaarde. Zeker omdat zij meer afstand hebben tot een departement”. 
 

Maakt het beleidswerk nu een groot deel van je dagelijks werk uit?

"Jazeker.  Als er een stuk is waar een arbeidsjuridische component inzit, dan hou ik me daarmee bezig. Van het Interdepartementale Platform Rechtspositie en Arbeidsvoorwaarden (IPRA) tot aan stukken voor de ministerraad. En dus ook interne beleidsstukken. Een ander deel waar ik me nu veel mee bezig hou is de bestuursadvisering inzake de medezeggenschap en de vakbonden. Daarnaast werk ik aan organisatiebesluiten en mandaat- en volmacht regelingen. En ik word wel eens gevraagd om instellingsbesluiten te maken voor commissies. En natuurlijk de benoemingen van leden en bestuurders van zelfstandige bestuursorganen”. 

We horen toch best veel staatsrechtelijke zaken waar je mee bezig bent. Heb je dan toch een beetje afscheid genomen van het arbeidsrecht?

“Gelukkig ben ik van oorsprong een staatsrechtjurist. Dat is ook de reden waarom ik dat werk een beetje naar me toetrek” Ik vind het gewoon leuk”, zegt hij met een glimlach. “En op het arbeidsrechtelijk vlak hebben we gelukkig genoeg te doen. Zo ligt niet alleen het toetsen van vaststellingsovereenkomsten bij ons team maar hebben we ook een samenwerking met de integriteitscoördinatoren. Als daar casuïstiek is, kijk ik erop mee. Verder ben ik betrokken bij arbeidsvoorwaarden voor de topschalen. En de uitleg van CAO Rijk en personeelsreglement ligt bij mij. Dat gaat nu vaak over hybride werken, bijvoorbeeld over de thuiswerkvergoeding en voorzieningen. In die zin zit ik gelukkig nog genoeg in het arbeidsrecht. En dan is er nog mijn stokpaardje” zegt hij gekscherend. “Ik word gezien als specialist in de ketenbepaling. Dat blijft ook bij VWS een vraagstuk. Met name bij uitvoerende diensten die veel met uitzendkrachten werken. Daar word ik nog regelmatig op bevraagd”. 

Een thema dat straks aandacht in de media krijgt, is de parlementaire enquête gericht op de gang van zaken rond de covid crisis. Wat verwacht je van deze enquête?

“Ik verwacht daar een aantal dingen van. Een belangrijk onderdeel is het integriteitsbewustzijn binnen ons ministerie. Dat is in ieder geval een punt dat voor mij heel helder naar voren komt. Hoe goed is dat geborgd? Die discussie moeten we blijvend voeren.  
Een ander belangrijk blijvend gevolg van die crisis is het fenomeen wendbare organisatie. Hoe organiseren we dat nou slim. We hebben veel met programmadirecties gewerkt. Met tijdelijke diensten zoals de dienst testen. Die is in feite nog altijd in oprichting. De wendbare organisatie is een vraagstuk waar we beslist mee aan de slag moeten.
Er is en wordt veel gevraagd van VWS, bijvoorbeeld nu voor wat betreft pandemische paraatheid.  Daar zal ongetwijfeld veel werk uit voortkomen. Ook arbeidsrechtelijk werk. Hoe kunnen we medewerkers flexibel in zetten? Daar hebben we nu al gesprekken over met de medezeggenschap en vakbonden. Zij hebben terecht de vraag gesteld dat het leuk is dat wij tijdelijk en flexibel willen kunnen werken, maar wat betekent dat nou eigenlijk voor de medewerker?’. Dat moet je kunnen blijven uitleggen. ”.

“En los daarvan hebben we natuurlijk het nieuwe regeerakkoord. Er zijn een aantal interdepartementale thema’s waarvan duurzaamheid een van de belangrijkste is. Dat raakt ook VWS. Duurzame zorg, hoe doe je dat? Jeugdhulpverlening is net zo’n belangrijk thema waarbij je nauwe samenwerking nodig hebt met BZK en J&V en waar de bewindspersonen ook de nodige wensen hebben. Hoe geven we dat nou echt interdepartementaal vorm, ook qua programma’s en bemensing? Wat is de landingsplek van medewerkers, wat zijn de financieringsstromen, hoe zit het met de bevoegdheden? Dat zijn allemaal interessante vraagstukken die achter zo’n thema wegkomen. Nieuwe bewindspersonen verbazen zich wel eens over, wat zij noemen, de verkokering binnen ministeries. Waarom organiseren wij de dingen zoals we die doen? En hoe kunnen we dat slim anders gaan doen?” 

En zijn er oplossingen voor?

“We hebben natuurlijk te maken met de grondwet. Eén minister heeft nu eenmaal de leiding over een departement. Maar er valt zeker winst te behalen in de samenwerkingsafspraken die we met elkaar maken. Het is vooral de kunst om over de eigen grenzen heen te kijken en zo barrières weg te nemen. Natuurlijk kan je alles juridisch helemaal dichttimmeren. Maar je kunt ook kijken welke juridische mogelijkheden er zijn om de samenwerking juist zo goed mogelijk te ondersteunen. De wendbaarheid centraal, is namelijk wat de politiek en maatschappij verwachten van de rijksdienst.” 

Belangrijkste les?

Een belangrijke les die ik vanuit UBR|AAA heb geleerd is: hou oog voor de uitvoering. Kunnen mensen überhaupt uitvoeren wat je bedacht en opgeschreven hebt? 
Ik hoop dat UBR|AAA zich daarbij nog sterker kan profileren als degene die deze kennis van de uitvoering heeft. Juist omdat zij de data en het rijksbrede beeld heeft. Dat niet elke overheidsorganisatie steeds opnieuw het wiel gaat uitvinden, want die wielen liggen al bij UBR|AAA. 
Een voorbeeld is wat mij betreft communicatie rond de thuiswerkvoorzieningen. Persoonlijk denk ik dan: laten we gewoon op de communicatie vanuit BZK wachten, in plaats van per departement iets bedenken met een eigen sausje. Weet van elkaar wie wat doet. En maak daar gebruik van!

Met deze wijze woorden sluiten we het interview met Lionel af. Wij missen hem maar gelukkig is hij bij VWS thuis als de spreekwoordelijke vis in het water.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.